Ik loop de deur uit en hoor het onmiskenbare gekrijs van de sperwer.
Jubel en krijs. Boven mijn hoofd: zweefvlucht en bidt.
Tien meter verder hetzelfde.
Er omheen een andere vogel, zelfde formaat, ander postuur. Meeuw? waarom zóu die? Meeuwen broeden hier niet voor zover ik weet en de sperwer is zo te zien ook niet in de aanval. Ander geslacht sperwer?
Nog een duikvlucht en bidt en ze zijn uit beeld.
Ik ga de knagers voeren. En eitje klaar zetten voor egel.
Ook kijk ik om te zien of alles goed is in het kippenhok. Daar zit Bernadette op de grond. Dat doet ze nu al een week. Ik denk: ze mág niet meer op stok.
Maar waarom? Ruzie? Machtspelletje?
Ziek is ze niet. Ze legt eitjes (als enige van het stel). En ook verder is ze levendig.
Weer binnen hoor ik de laatste merel zingen en zie ik de ook laatste gierzwaluw rondjes draaien om de eerste vleermuizen.
Allebei op zoek naar insecten. Allebei een ietsje (geloof ik) bedreigd.
Een hoog gekrijs produceren de zwaluwen. De vleermuizen zeggen niets.
En dan heb ik het nog niet eens gehad over de kikkers die over een half uur van overal in de polder collectief hun kwaakconcert inzetten.
Soms zó hard dat ik het raam dicht doe. Ook al is het warm.
Sandra zegt
Ik ben best een beetje jaloers op je. De kippen, de konijnen en de caven. Ik zou willen dat ik de ruimte had in mijn stadstuintje. En dan al die vogels, de egels in je tuin. En ooh, kikkers!
Zucht. Ik ben al blij met de drie musjes en die ene merel die dagelijks komen kijken of er hier nog iets te halen valt 🙂