Een week geleden werd Eebje ziek en ik *wist* het: die gaat dood.
Wat ze de volgende ochtend om 5.40 uur ook deed.
Sindsdien gebeurt er het 1 en ander en doe ik het 1 en ander en ben ik vooral bezig met ‘bestaan’ en het me aantrekken als klanten naar doen. Dat doe ik altijd maar nu nog meer.
Ik zit op een lijst van vrouwen waarop we elkaars wel en wee bespreken.
Ik doe ‘zo’n beetje’ mee. Eigenlijk, bedenk ik na deze week, doe ik meer mee op twitter.
Nou, niet ‘méé’-mee. Maar toen Eebje dood was meldde ik het daar meteen en daar kreeg ik aardige reacties (en ook heel veel niet-reacties, ik wil het niet mooier maken dan het is). Maar op die lijst meldde ik het niet eens.
Een paar dagen geleden reageerde ik wel zelf op iemand.
Bozig. Waarna de hele lijst over me heen viel (behalve diegenen die het mogelijk met me eens waren maar die -verstandig- dachten: als je met zo’n tekst onder de bagger wordt gestort kun je beter je mond houden).
Ik ben niet goed in groepen.
*In* die groepen zitten er ook teveel trutten (v/m) van klasse waarmee ik helemaal niks te maken wil hebben maar die áls ik eens iets zeg altijd over me heen vallen.
Conclusie: ik ga de groep/lijst maar weer eens verlaten.
Als waar je verkeert geen warm nest blijkt – wat is dan the point van er verkeren?
De goede conclusie lijkt me.