Een paar dagen geleden dacht ik: laat de meerkoeten alsjeblieft weggaan. Terug de polder in.
Omdat er niet tegenop te voeren is, meer dan honderd hongerige lijfjes waarvan nog niet de helft 1 of als ze geluk hebben 2x per dag een enkel stukje brood naar binnen krijgt.
Toen de sneeuw smolt en het gras toegankelijk werd, gingen de meerkoeten inderdaad weg.
Om terug te keren op de vaste voedertijdstippen van 8 uur ’s ochtends en 6 uur ’s avonds.
Donderdag heb ik om zes uur met R. afgesproken zodat ik al om half vijf de eigen dieren voer en de eenden die op dat moment achter de steiger zitten.
Ongeveer honderd meter verderop zit een grote groep meerkoeten in de wei. Het duurt even voor ze doorhebben dat ik brood uitdeel.
Langzaam komen ze naar me toe. Maar dan ben ik alweer weg en dus komen ze voor niets.
De volgende ochtend om acht uur: geen meerkoeten.
Ook vrijdagavond zes uur: geen meerkoeten.
Vanochtend: zeven meerkoeten.
Ze zijn echt weg.
En ja hoor: ik mis ze.
Ik mis die opdringerige lijfjes, het gekrijs, de gretige snaveltjes die zonder aarzelen vanuit mijn hand brood aannemen.
Natuurlijk is het beter zo.
Omdat ik als ik niet voldoende brood *krijg* dat zelf moet bijkopen.
En vooral voor de koetjes, die niet afhankelijk moeten zijn van een vrouw die ze -een beetje- voert.
Wat allemaal niet wegneemt dat ik ze mis.
Geef een reactie