Het is windkracht 7 “met kans op zware windstoten van 75-100 km/uur”.
Dat is dus schrikken maar niet geheel onverwacht wanneer het gammele tuinhek dat ik met wat zware bloempotten heb proberen te stutten opeens openvliegt. Om te voorkomen dat mijn dames kip *uit* vliegen/wandelen geef ik het mijn alles om het hek beter dicht te wrikken.
Het lukt.
Een kwartier later: harde klappen op het raam waarnaast ik zit te lezen.
Een buurman die bevriend is met buurvrouw L. komt de fiets terugbrengen die zij van mij had geleend (de meerdere mails waarin ik schreef dat ze die mocht hóuden tot mijn vakantie in september, waren haar blijkbaar ontgaan).
Ik ren naar buiten, laat buurman met fiets het hek binnen en zeg dat hij niet mag gaan voordat hij me heeft geholpen het hek weer goed te zetten.
Hij kijkt kritisch naar de scharnieren en zegt dat die óp zijn.
Ik zeg dat ik de tuinman het hek heb laten repareren.
Hij herhaalt dat de scharnieren óp zijn.
Ik denk dat *hij* denkt dat ik de tuinman toen die tóch hier was heb gevraagd dit klusje ook nog even te doen en dat die ook niet kon toveren met onbruikbare scharnieren.
Het tegendeel is waar: ik heb de man laten komen omdát het hek moest worden gerepareerd en daarvoor ook een aardig (of niet zo aardig bedrag betaald).
Op momenten als dit wou ik dat ik een man had.
Dat zou dan wel een hándige man moeten zijn.
Aan Lodewijk of Roelof had ik op zo’n moment ook niet veel gehad.
Geef een reactie