Ik slaap onrustig en veel te kort.
Dit keer is het niet de schuld van mijn ziel maar van Eebje die telkens wanneer ik me beweeg meent dat ze zorgzaam mijn gezicht moet gaan likken.
Om twaalf uur komt Inger en pas om elf uur begin ik met zenuwen.
Tien voor twaalf klopt mijn hart in mijn keel en houd ik mezelf voor dat het niet langer dan een half uur hoeft te duren en dat ik daarna uitgeput in bed kan vallen.
Precies twaalf uur gaat de telefoon.
Inger: “Ik ben er niet.”
Ik (logisch denkertje dat ik ben): “Nee.”
Ze is dus vertraagd.
Ok.
Om mijn mind te verzetten speel ik het ‘hoeveel NOS-ers zitten er op Hyves’-spel.
En zie en passant dat Rik van de Westelaken er sinds gistermiddag nóg drie goede vrienden bij heeft.
Geef een reactie