“Jij bent wél lief” zeg ik tegen Guus die op mijn bureau heen en weer marcheert in de hoop zo het uitdelen van de rosbief te versnellen.
De schat slaapt de laatste weken op mijn hoofdkussen. Veel intiemer dan voorheen (voeteneind).
Dan zie ik uit zijn kontje iets wits komen. Iets duns wits. Een worm.
Dat kan er ook nog wel bij.
En dit is het ’ziektebeeld’ van deze ochtend.
Nóg roder, nóg meer opgezet.
Het ziet er juist heftiger uit omdat je lijf de boel al aan het opruimen is. Dus geen zorgen, en de spiegel een beetje vermijden 🙁
En als R. naar de dierenarts gaat, ook maar weer wormenpillen kopen?
Gedoe allemaal 🙁