Voor de vogels die in de tuin eten (behalve mussen, merels, spreeuwen en kauwtjes nu ook meeuwen en enkele dappere eenden en sinds een week: waterhoentjes) kopen R. en ik vanochtend bij Ranzijn drie grote zakken graan.
En ook nog wat zakjes extra lekker strooigoed en zonnebloempitten en duivenpinda’s en parkietenvoer.
Delicatessen.
Voor de vogels in mijn wak (eenden en ongeveer 150 meerkoeten en een paar waterhoentjes die de tuin toch te link vinden) snijdt R. met zijn superbroodmes 4 hele broden die ik van mijn werkster kreeg in stukjes.
Zodat ik in de tuin gul kan strooien (ik was helemaal door het graan heen en bijna door de pinda’s) en om zes uur met een grote emmer én een grote plastic zak brood naar het wak loop.
Het blijft te weinig maar ik doe wat ik kan, denk ik terwijl ik terugloop.
Dan zie ik waarvan ik dacht dat Sammie het was ontgroeid: een waterhoen die amper meer op de pootjes kan staan en die mijn valse kater uit een boom heeft gesleurd en hard heeft gebeten.
Ik jaag Sammie weg en hoop tegen beter weten in dat het hoentje vooral een shock heeft.
Dan gaat Guus er ook nog achteraan en rent het vogeltje een stukje richting water om zich weer te laten vallen.
Ik mep Guus weg. En ook Sammie die opnieuw nadert.
De waterhoen strompelt naar de steiger, kruipt onder het gaas, laat zich vallen in het water.
Ik denk dat daar morgen een lijkje drijft. Wat dan lijkje twee is want sinds vanochtend ligt er ook al een aan de rand van het wak vastgevroren dode meerkoet.
Ik doe wat ik kan maar soms voelt het zo zinloos.
Zonder jou was het zoveel slechter, dus zinloos, nee.