De bel gaat en voor de deur staat de overbuurvrouw (haar Mannie is de vader van Guus).
Ik had haar verteld dat Zwarte kater arme Guus terroriseerde.
Naast haar een jongeman met in zijn armen: Zwarte kater.
Ze gaan verhuizen naar Alkmaar. Overbuurvrouw dacht dat ik dat wel goed nieuws zou vinden, daarom hadden ze aangebeld.
Zwarte kater blijkt inderdaad een kater. En jong. En niet-geholpen.
Laatst is hij een week zoek geweest. Ach gossie.
Zo in de armen van die jongen vind ik ‘m meteen een stuk liever.
Waarbij erg helpt dat kater binnenkort het dorp en mn mijn tuin zal verlaten.
Ik vertel het Guus.
Die voor het eerst in weken weer eens gaat zitten op zijn stoel.
Stom toeval natuurlijk.
Hoewel je dat nooit zeker weet.
Geef een reactie